Verzamelen in Zuid-Kennemerland


Verzamelen in Zuid Kennemerland











Bij het 100-jarig bestaan van de
Haarlemse Filatelistische Vereniging “Op Hoop van Zegels”.

In 2011 bestond Op Hoop van Zegels 100 jaar. Bij die gelegenheid werd
een boekje gepubliceerd “Een eeuw filatelie aan het Spaarne”
(Haarlem, maart 2011).


De jubileumcommissie bestond uit D.H.M. Haug, R. van Putten, J.W. van
Waarde en C.H.R.T. Weevers, met medewerking van P.H. Engelenberg, J.
Jongma, M.A. Hagenaars, drs. J.J. Havelaar, H.W. Hönes en J.M.
van Putten. Vormgeving: R. van Putten. Drukwerk: Nelfi B.V.,
Haarlem Deze publicatie werd mede mogelijk gemaakt door het Prins
Bernhard Cultuurfonds Noord-Holland.

Bij de omslag: zegelontwerp: M.A. Hagenaars. Stempel ontwerp: Johan
Jongma. Fotografie: R. van Putten.


Logo van het 100-jarig bestaan.

Speciale Postzegels bij het 100-jarig bestaan

Tegelijk met de jubileumtentoonstelling en de publicatie van het
jubileumboekje kwam een serie van drie postzegels uit, in een mapje
met toelichting.

p.5: Voorwoord [bij het jubileumboekje]

Haarlem is een stad waarin het prettig wonen is. Een goed sociaal netwerk is
daarvoor één van de belangrijkste randvoorwaarden. Verenigingen
behoren tot de kern van dat netwerk. Hun waarde is tweeledig. De
leden kunnen hun hobby met anderen delen en beleven zo nog meer
plezier aan hun liefhebberij. Maar nog belangrijker: de vereniging
brengt Haarlemmers met elkaar in contact.

Op Hoop van Zegels is een aansprekend voorbeeld. Deze actieve vereniging
brengt al honderd jaar Haarlemse verzamelaars van poststukken en
postzegels bij elkaar. De vele vrijwilligers die Op Hoop van Zegels
de afgelopen eeuw hebben opgebouwd, mag je gerust het cement van de
samenleving noemen.

Ter gelegenheid van het eeuwfeest houdt Op Hoop van Zegels een
tentoonstelling in de Janskerk. Een toepasselijke entourage voor deze
waardevolle Haarlemse postzegelvereniging: historisch, markant én in
het hart van de stad.

Ik wens Op Hoop van Zegels toe dat zij haar belangrijke functie nog lang
en vitaal mag vervullen.

Bernt Schneiders,

burgemeester van Haarlem

p.6-7: Van de voorzitter

Verzamelen
in een veranderende wereld.

A. Bultman

Onze vereniging werd in 1911 opgericht door een
aantal middelbare scholieren. Zij wilden in de vereniging onder meer
de postzegelkunde beoefenen, de ruilbetrekkingen tussen de leden
bevorderen en verlotingen houden. Door de jaren heen is het doel van
onze vereniging niet principieel veranderd. De vormgeving is
tijdovereenkomstig, waarbij ruilen en verlotingen vervangen zijn door
koop en verkoop en de verloting uitgegroeid is tot een veiling die
uitsluitend voor leden toegankelijk is.

De toekomst van het verzamelen was bij de start
onzeker: zou het aanslaan, breedte en diepte krijgen? De toekomst van
het verzamelen in de huidige tijd is eveneens onzeker. De
belangrijkste vraag nu is: zal het stokje in voldoende mate over
worden genomen door komende generaties. Het is erg lastig te
concurreren met de mogelijkheden die de (spel)computer biedt. De
onzekerheid ten aanzien van de toekomst is terug te vinden in de
landelijk en plaatselijk dalende ledenaantallen en met name de
leeftijdsopbouw van de leden.

Verzamelen kan individueel en/of in
verenigingsverband plaatsvinden. Het verzamelen in verenigingsverband
is naar onze indruk veel minder vanzelfsprekend dan een jaar of
dertig geleden. Een belangrijke vraag is wat verenigingen
(potentiële) leden moeten bieden om zo aantrekkelijk te blijven dat
ze voldoende continuïteit behouden. Het is hierbij niet zeker dat
het vrijgeven van de markt van postbezorging, bijvoorbeeld door een
grotere verscheidenheid aan frankeringen, een positieve bijdrage kan
leveren.

Verenigingen zullen hun bestaansrecht zo goed
mogelijk dienen te verdedigen. Als er geen verenigingen meer zijn,
zijn er geen instituties meer die een opstap kunnen bieden aan
potentiële verzamelaars, een kenniscentrum kunnen vormen voor
gevorderde verzamelaars en een ontmoetingsplaats voor mensen met een
gelijke belangstelling.

Ik denk dat verenigingen er goed aan doen zich te
richten op ‘zij-instromers’. Onder zij-instromers versta ik
mensen die in een wat rustiger fase in hun leven zijn gekomen en nu
tijd en aandacht voor andere zaken kunnen hebben. Als zij als kind al
verzameld hebben kan dat een aanknopingspunt zijn om de liefhebberij
weer op te pakken.

Daarnaast denk ik dat het nodig is dat
verenigingen kiezen voor een duidelijke focus, een kenbaar profiel
krijgen en zich verder professionaliseren. Het verzamelen van
postzegels omvat zeer veel aspecten zoals bijzondere postroutes,
bijzondere afstempelingen, verschillende drukken, plaatfouten, etc.
etc. Verzamelen met een grotere diepgang boeit meer en behoudt
daardoor langer zijn aantrekkelijkheid. De kennis en informatie
binnen een vereniging en de wijze waarop deze algemeen toegankelijk
worden gemaakt zijn factoren die hierbij behulpzaam kunnen zijn. In
de publicatie ter gelegenheid van ons jubileum wordt gebruik gemaakt
van deze kennis.

Het inrichten van een tentoonstelling is een
andere mogelijkheid de aantrekkelijkheid van het verzamelen te tonen.
In onze tentoonstelling wordt ook ruim aandacht besteed aan de
posthistorie van de stad Haarlem. De stad en onze vereniging hebben
beide een (lange) historie. Wij hopen deze in gezamenlijkheid te
kunnen verlengen.

Op Hoop van Zegels staat voor een toekomst die,
net als bij de start, onzeker is. Het enkel en alleen uitspreken van
ons vertrouwen in die toekomst zal de onzekerheden niet opheffen of
verminderen. Onze vereniging zal hier actief en gericht op moeten
inspelen.

Last but not least wil ik de leden van de
jubileumcommissie; de heren Haug, van Putten, van Waarde en Weevers
en de auteurs van onze jubileumuitgave hartelijk dank zeggen voor hun
bijdragen.

Het bestuur, v.l.n.r. staand; M.A. Hagenaars, J.
van Schaik, J.W. van Waarde, H. Frumau, A. Bultman, B.G. Mannesse.
Zittend; D.F. de Geus, J.M. van Putten, L.A. Koelemij.

P. 8-16:
De canon van “Op Hoop van Zegels”

Honderd
jaar filatelie in Haarlem

C.H.R.T. Weevers

De geschiedenis wordt de laatste jaren steeds meer
in beelden beschreven, de z.g. canonvorm. Dit houdt in dat aan de
hand van een aantal illustraties, belangrijke gebeurtenissen uit de
geschiedenis belicht worden. Zo is er hier aan de hand van het
verenigingsarchief een selectie gemaakt.

Op 1 maart 1911 vindt de oprichting plaats van de
Nederlandsche Philatelistische Vereeniging “Op Hoop van Zegels”
te Haarlem. De voorgeschiedenis van de vereniging blijft helaas in
nevelen gehuld, het archief geeft geen inzicht hoe men er toe kwam om
de vereniging op te richten.

Op deze oudst bekende foto uit het archief zien
wij het nog jeugdige bestuur bij het eenjarig bestaan in 1912. De
foto is genomen ten huize van de penningmeester, de tuinkamer van
Wagenweg 24 te Haarlem.


Van links naar rechts: De jonge heer Kikkert
(met catalogus in de hand), Wim Versefelt (voorzitter), F.M.
Westerouen van Meeteren (penningmeester) en John Robbers (lid).

Het eenjarig bestaan in 1912 was meteen al een
mooie gelegenheid om, met een OHvZ menu, het jubileum te vieren. Er
was toen ook al meer dan alleen postzegels blijkt nu.

In 1912 werden de statuten officieel goedgekeurd.

Het aantal leden groeide gestaag, de vereniging
kreeg langzaam de vorm die het in feite nu nog heeft.
Verenigingsbijeenkomsten kende men, ook lezingen, ruilmogelijkheden
en er werd ook rondzendverkeer opgezet. Later kwam er ook een
bibliotheek, toen zeker een belangrijk element in het zoals de
statuten het zeggen “bevorderen der postzegelkunde”. Ook moest
elk nieuw lid kennis nemen van de statuten en het huishoudelijk
reglementen en deze ondertekenen.

In de eerste 25 jaar van haar bestaan was OHvZ een
vereniging met een stabiel bestuur, een langzame groei in het
ledental. De jaarboekjes, overigens een aardige bron om inzicht te
krijgen in het reilen en zeilen van de vereniging, laten goed zien
dat leden werven, ook in de jaren twintig van de vorige eeuw, geen
gemakkelijke zaak was.

Niet nieuw is de kritiek op het uitgifte beleid
van de PTT. Al in 1928 met de komst van de serie voor de Olympische
Spelen in Amsterdam vroeg de secretaris zich af waarom er zoveel
zegels uitgegeven moesten worden en dat de verzamelaar als melkkoe
gebruikt wordt. Honderd jaar later, nu onder de vlag van TNT is er
niet veel veranderd.

In 1936 werd in het kader van 25 jaar OHvZ de 27e
Nederlandschen Philatelistendag in Haarlem gehouden. Iets wat men
vandaag de dag de Bondsdagen noemt. Een en ander werd breed
uitgemeten in de plaatselijke pers. De deelnemers werden ten
stadhuize ontvangen door B&W. De burgemeester sprak de
filatelisten toe, een kleine selectie hieruit;

Dat duidt er toch wel op, dat het verzamelen
van postzegels iets meer is dan louter een liefhebberij, dat het
verzamelen, het mag dan door de meesten voor genoegen gedaan worden,
niet alleen is het bijeenbrengen van een verzameling meer of minder
mooie en aantrekkelijke, aardig om te zien. Als men dan ook de moeite
neemt een blik te slaan in een klein gedeelte van hetgeen er op het
gebied van de philatelie wordt gepubliceerd ervaart men al spoedig,
dat het goed verzamelen eigenlijk een wetenschap is, die men met en
voor zijn genoegen beoefent en die ons nader brengt tot de
geschiedenis van landen en volken. Met volle recht mag men dan ook
spreken van postzegelkunde“.

Eigenlijk een tekst die ook 75 jaar later nog
weinig van haar actualiteit verloren heeft.

Ontvangst ten stadhuize van de deelnemers aan
de 27e Nederlandse Philatelistendag op 5 september 1936. De Haarlemse
Postharmonie brengt een serenade, een prachtig tijdsbeeld!

Ontvangst ten stadhuize van de deelnemers aan de
27e Nederlandse Philatelistendag op 5 september 1936. De Haarlemse
Postharmonie brengt een serenade, een prachtig tijdsbeeld!

De filatelistendag werd opgeluisterd met een
poststempel. Op het “zegeltje” is het menu te lezen van het
jubileumdiner dat werd geserveerd in het Groot Badhuis te Zandvoort.

Na het jubileumjaar nam het gewone
verenigingsleven weer zijn gewone gang, zo werden er in 1937 lezingen
gehouden over de zegels van Columbia en de Fransche Koloniën. Men
kwam bijeen in de Sociëteit aan de Zijlweg 1. De leden bijeenkomsten
werden gemiddeld bezocht door 39 personen meldde het jaarboekje. Ook
werden er kritische opmerkingen gemaakt over de prijsstelling in de
rondzendboekjes.

In het verenigingsjaar 1939/1940 maakt men melding
van het feit dat het niet makkelijk is inzicht te verkrijgen over het
buitenland door de moeilijke politieke situatie. Ook klaagt men dat
er wereldwijd enorm veel zegels worden uitgegeven, zo stond eind 1937
de teller op 66259 postzegels. Voor de leden was er een excursie naar
het postkantoor aan de Baljuwslaan om de nieuwe Transorma
sorteermachine in werking te zien. Tenslotte werd John Robbers,
bestuurslid vanaf de oprichting het erelidmaatschap aangeboden.

De jaren 1940 – 1945 waren ook voor onze
vereniging moeizaam. In 1941 lezen we in het jaarboekje dat “ter
dekking van schade door verlies van een rondzending door oorlogsdaden
werd een extra heffing, aan verkoopers in het seizoen 1940, in
rekening gebracht”. Het was in 1941 nog wel mogelijk om een
excursie naar Johan Enschede te organiseren. Dit was tevens het
laatste jaarboekje dat voorlopig verscheen. Vanaf 1943 liep het
bezoek aan de bijeenkomsten sterk terug, zoals men dat noemde “wegens
oorlogsomstandigheden”.

Na de oorlog kwam het verenigingsleven weer op
gang. Zo verscheen in 1948 weer, na vier jaar onderbreking, het
jaarboek. Op deze wijze werden de leden weer geïnformeerd over de
gang van zaken in de vereniging, kon men zien hoe het stond met het
aantal leden en werd er een overzicht gegeven van de aanwezige
publicaties in de bibliotheek. Een verenigingsbibliotheek was toen
voor de wat dieper gravende filatelist een belangrijke bron van
kennis. Het internet was in de verste verten nog niet aan de horizon.
De oorlog had natuurlijk de uitwisseling van informatie met het
buitenland niet bevorderd. De vereniging groeide langzaam doch
gestaag en zo kon men in 1961 het vijftigjarig jubileum vieren. Dit
gebeurde toen geheel in stijl met een receptie, de Haarlemse
bloemenmeisjes en helaas geen envelop met stempel

Er is wel een ontwerp gemaakt voor de
jubileumenvelop, maar deze is nooit echt verschenen.

De bestuursleden brengen een toast uit op het
50 jarig jubileum. v.l.n.r. P.H.S. Mos, D.J. Muller, P. de Jong, M.W.
v.d. Koog, J.M. van Putten en J. de Graaf.

De ereleden tijdens de receptie. v.l.n.r. P.
Engelenberg, J. Robbers en J.P. Traanberg.

De heren (v.l.n.r.) Muller, Broodman en de Jong
ontvangen de gelukwensen van de Bondsvoorzitter dhr. van der Heijden.

In de jaren zestig veranderde er het nodige in
Nederland. Door de stijgende welvaart, o.a. met de invoering van de
vrije zaterdag, kwam er meer vrije tijd. Zo ontstond er een goede
voedingsbodem voor groei van verenigingen. De vereniging werd bij
uitstek een plek waar men gelijk geïnteresseerden kon ontmoeten,
kennis en ervaring uitwisselen. Zo ook bij OHvZ, het aantal leden
groeide gestaag van 479 in 1961 tot 1200 in 1971 bij het zestig jarig
bestaan.

Financieel ging het de vereniging ook goed door
onder meer mooie omzetten bij het rondzendverkeer en de veiling. Toch
bleef er natuurlijk nog altijd wat te wensen, zoals het aantal lezers
op de leesportefeuille wat in de hoogtij dagen minder dan 10% van de
leden was.

Ook werd er in deze jaren herhaaldelijk een lans
gebroken om niet alleen Nederland en Overzeese Gebiedsdelen te
verzamelen. Nu anno 2011 zie je dat er in dat opzicht ook het nodige
veranderd is. In positieve zin, tentoonstellingen laten een scala aan
inventieve verzamelingen zien.

Bij het zeventigjarig bestaan in 1981 wordt er
groots uitgepakt met een fraaie tentoonstelling, “Spaarnepost 81”,
in de Beijneshal Dit maal is er wel een envelop en stempel. Tot de
genodigden behoren ook een delegatie van de jumelagepartners uit
Osnabrück (D) en Angers (F). Het jubileumdiner wordt dit keer
gehouden in restaurant “Groenendaal” te Heemstede.

Bij het vijfenzeventigjarig bestaan wederom een
grote tentoonstelling, deze keer in de aula van de HTS. Men wist bij
de opening de publiciteit te halen doordat de oud-minister van
Buitenlandse Zaken, Joseph Luns de tentoonstelling kwam openen. Hij
was zelf ook een geïnteresseerd filatelist.

De heren T.E. de Jong, J. Repko en J.M.A.H.
Luns (v.l.n.r.) bekijken de tentoonstelling.

In 1991 werd de vereniging tachtig en dat begon je
ook een beetje te zien aan de steeds grijzer wordende leden. De jeugd
bleek vanaf de jaren negentig door de vele mogelijkheden die ze
kregen voor hun vrije tijd, weinig animo voor filatelie te hebben.

Dhr. Korteling bekijkt aandachtig een mogelijk
nieuwe aankoop.

Intussen wordt het een traditie, bij het
vijfentachtigjarig bestaan in 1996 werd er ook een tentoonstelling
georganiseerd nu in zaal “De Linge” in Haarlem-Noord. Deze keer
is het wat bescheidener van opzet.

Opbouw van de tentoonstelling in zaal “De Linge”.

Bij het negentig jarig bestaan in 2001 pakte OHvZ
uit met een grote tentoonstelling in Heemstede waar op de diverse
terreinen van de filatelie mooie collecties tentoongesteld werden,
thematisch maar ook de klassieke filatelie kwam aan bod.

Nu na honderd jaar is OHvZ een bloeiende
vereniging met nog steeds rondzendverkeer, maandelijks een veiling en
een eigen website (www.ohvz.nl). Ook ontkomt helaas OHvZ niet aan de
tendens die zich bij veel verenigingen voordoet, die van het
teruglopend ledental. Echter een filatelistische vereniging zal in
een behoefte blijven voorzien, ook bij een verminderd belang van de
post als communicatiemiddel. Immers verzamelen is van alle tijden.

Bronnen:

– Met speciaal een woord van dank aan de
archivaris de heer M.A. Hagenaars.

– Archief Op Hoop van Zegels.

– Fotocollectie Op Hoop van Zegels.

Dhr. M.A. Hagenaars werkzaam aan het archief.

p. 17-24: Filatelie in de goede oude tijd

Het jaar 1911 en de vliegende start van ‘Op Hoop van Zegels’

Johan Jongma

Op 1 maart van het jaar 1911 geschiedde het dat te
Haarlem de Philatelistische Vereeniging ‘Op Hoop van Zegels’ werd
opgericht. Voor ons, nabestaanden van het groepje ijverige
postzegelaars van het eerste uur, is dat natuurlijk een hoogst
memorabel feit, waarop we nu, een eeuw later, feestelijk mogen
terugblikken. Hieronder wordt een beeld geschetst van de eerste
verenigingsjaren. Maar eerst: in wat voor tijdsgewricht zag OHvZ het
licht? Wat gebeurde er anno 1911 in de wereld nog meer?

Misschien roept het jaartal 1911 bij u niet meteen
allerlei dramatische ontwikkelingen en grootse verrichtingen op, maar
op het wereldtoneel speelden zich toch ook in dat jaar tal van
ingrijpende gebeurtenissen af. Het keizerrijk China ging aan een
revolutie ten onder en werd een republiek. Italië veroverde Libië
op de Turken. Duitsland lokte bijna een gewapend conflict om Marokko
uit. Maar ook: Marie Curie kreeg ten tweede male een Nobelprijs en
Roald Amundsen bereikte de Zuidpool.

Dichter bij huis ging het er vrij vreedzaam aan
toe. Sinds de Frans- Duitse oorlog (1870-1871) had zich in Europa,
buiten de Balkan, geen internationaal krijgsgeweld meer voorgedaan.
Er heerste optimisme en vooruitgangsgeloof. Wetenschap en techniek
ontwikkelden zich sneller dan ooit te-voren. De industrialisatie kwam
steeds verder op stoom, liep vaak al op elektriciteit. De automobiel
rukte op en de verovering van het luchtruim was ook al begonnen, met
o.m. de Kanaalvlucht van Louis Blériot in 1909.

Oorlogsgerommel
in de verte

Ja, het waren in menig opzicht mooie tijden. La
belle époque, noemden de Fransen de twee decennia vóór 1914. In
Nederland sprak men, uiteraard vele woelige jaren later, nostalgisch
van ‘de goede oude tijd’. Maar heel vredig waren die vredesjaren
nu ook weer niet. Alom was er vaak heftig verzet tegen slechte
arbeidsomstandigheden en ander sociaal onrecht. En er klonk dreigend
oorlogsgerommel in de verte. De spanningen tussen de zich almaar
sterker bewapenende grote mogendheden liepen op, vooral nadat keizer
Wilhelm II in 1911 verkondigde het Duitse rijk te willen uitbreiden.

De machtsbalans bleef voorlopig nog in wankel
evenwicht. Intussen streefde Nederland strikte neutraliteit na. De
kranten maakten wel melding van onrust en schermutselingen in den
verren vreemde, maar berichtten voornamelijk over binnenlandse
affaires. Heel opzienbarend waren die in 1911 niet. SDAPkamerlid P.J.
Troelstra deed nog het meest van zich spreken, o.m. door een door hem
geleide massabetoging voor algemeen kiesrecht op Prinsjesdag (‘Rode
Dinsdag’). Het christelijke coalitiekabinet-Heemskerk trok zich
daar weinig van aan en regeerde vrij kleurloos tot 1913 door. Een
minister die nog wel enige faam verwierf, was de ‘rode dominee’
A.S. Talma, die met zijn arbeids-, pensioen- en armenwetten de basis
legde voor een sociaal stelsel, dat echter pas na 1918 gestalte zou
krijgen. Talma was later de eerste, en lange tijd enige minister die
met een postzegel werd geëerd (1936).


Veel groter, want internationaal, was de roem die
in die jaren Nederlandse wetenschappers ten deel viel. J.D. van der
Waals ontving eind 1910 de Nobelprijs voor natuurkunde; zijn
vakgenoot H. Kamerlingh Onnes zou in 1913 de volgende gelauwerde
worden. Aan Nederlands eerste Nobelprijswinnaar (1901), de chemicus
J.H. van ’t Hoff, werden in 1911 in de kranten opnieuw lovende
woorden gewijd, maar ditmaal postuum. Hij overleed op 1 maart.

Een Spin
boven Haarlem

Hoe stond het er in Haarlem voor? De stad beleefde
vanaf 1880 een krachtige economische ontplooiing in allerlei
bedrijfstakken: machine- en spoorrijtuigbouw, textiel- en
voedingsindustrie, drukkerijen. Het inwonertal groeide van 37.000 in
1880 tot 70.000 in 1910. Zo’n 45 procent van de beroepsbevolking
werkte in de nijverheid. Rond de eeuwwisseling waren verscheidene
arbeiderswijken uit de grond gestampt, zoals de Amsterdamse-, Leidse-
en Transvaalbuurt. Haarlem had dan wel een bloeiende industrie, het
moest volgens de merendeels liberale en confessionele ‘vroede
vaderen’ toch vooral geen fabrieksstad worden, maar als bestuurs-
en verzorgingscentrum ook een aangename woonplaats voor ambtenaren,
magistraten en gegoede burgers blijven. Zo verrezen deftige wijken
als Oosterhout en Bosch en Vaart en kreeg rond 1910 het gemêleerde
Kleverparkplan vorm.

Haarlem had toen al een fraai nieuw
spoorwegstation (1908), dat tevens begin- en eindpunt was voor het
tramvervoer door de stad en de Bloemendaal-lijn. Geleidelijk
verschenen meer en meer auto’s, vooral bedrijfswagens, in het
straatbeeld. Ook een ander wonder van technisch vernuft, de telefoon,
was in 1911 al geen nieuwigheid meer, al konden nog weinig
particulieren zich een aansluiting veroorloven. Maar heel Haarlem,
arm of rijk, kon op 31 augustus 1911, de 31ste verjaardag van
koningin Wilhelmina, toch wel het wonder aanschouwen dat zich aan de
hemel voltrok: Anthony Fokker vloog met zijn Spin over de stad en
maakte een prachtige draai om de Sint Bavo.

(As)woensdag
1 maart 1911

Bij zo’n spectaculair hoogtepunt valt het
ontstaan van een verzamelaarsclubje natuurlijk volkomen in het niet.
De oprichting van ‘Op Hoop van Zegels’, een halfjaar eerder, was
zelfs geen berichtje in de Oprechte Haarlemsche Courant waard. Er was
trouwens op en rond 1 maart een hoop méér in de stad te beleven.
Dinsdag 28 februari was het namelijk Vastenavond, en dus kon ieder,
roomsch of niet, op menig carnavalsbal aan de zwier gaan. Mogelijk
lag het daaraan dat de volgende dag, Aswoensdag 1 maart, de
uitvoering van de opera ‘Die weisse Dame’ van Boieldieu in de
schouwburg (Jansweg) weinig publiek trok. Veel aanlokkelijker, want
gratis, was wellicht de verrassing die die avond in het nieuwe
wijkgebouw Bethel in het Rozenprieel werd bereid: een vertoning van
lichtbeelden voor oud-leerlingen van de zondagsschool. En anders was
er wel het Volksconcert, dat door het Haarlemsch Muziekkorps in een
volle zaal van gebouw De Vereeniging werd gegeven.

Een zevental Haarlemse schoolvrienden had die
woensdagavond iets heel anders te doen. In de tuinkamer van de woning
van een van hen, gymnasiast F.M. Westerouen van Meeteren (Wagenweg
34), kwamen ze bij elkaar om voor hun liefhebberij, het verzamelen
van postzegels, te proberen het onderlinge ruilverkeer te verruimen,
de verzamelaarskring uit te breiden en zo meer en meer zegels te
vergaren. Dat mocht natuurlijk geen ongeorganiseerd gerommel en
ongeregeld gegrabbel worden. En dus werd die avond meteen maar een
heuse vereniging opgericht. Nee, niet de Haarlemsche, maar, heel
ambitieus, de Nederlandsche Philatelistische Vereeniging ‘Op Hoop
van Zegels’. Al moesten de statuten en reglementen nog worden
opgesteld, een bestuur kwam er alvast. J(ohn) E. Lieftinck werd tot
voorzitter gekozen en Westerouen van Meeteren tot
secretaris-penningmeester.

Van
ruilen komt… kopen

De vereniging ging voortvarend van start met tien
leden. Direct werd al een circulatiesysteem opgezet met door elk lid
vol te plakken postzegel-ruilboekjes. Blijkbaar ontstond er in het
begin nog wel eens vertraging in het rondzendverkeer, want op 6 mei
1911 kwam het bestuur al met een ‘strafreglement’: wie niet
tijdig de boekjes doorstuurde, liep het risico op een boete of zelfs
een schorsing. Dat moet hebben geholpen. Aan het einde van het eerste
verslagjaar, toen OHvZ 31 leden telde, bleken niet minder dan 112
ruilboekjes te zijn rondgegaan. Ruilboekjes? Nee, niet echt
natuurlijk. De uitgenomen zegels moesten worden gekocht, en eens per
jaar werden met elke deelnemer de aan- en verkopen verrekend. Zo
bleef het ruilprincipe gehandhaafd, was de gedachte. Want wie op een
saldo van ongeveer fl 0,00 uitkwam, had per slot van rekening toch
zijn doubletten verruild voor aanwinsten voor zijn verzameling.

Die ‘gesloten beurs’-doelstelling bleef in de
praktijk overigens niet lang houdbaar. De leden hoopten immers op
zegels? Wel, die pakten ze, ook als ze zo meer zakgeld kwijt waren
dan hun eigen inzending opbracht. Daarbij ging het vooral om halve en
hele centen en stuivers en een enkel dubbeltje. Niettemin bedroeg de
‘omzet’ in het eerste OHvZ-jaar fl 212,77.

Met de kas van de club zelf stond het er aan het
begin van het tweede jaar niet zo florissant voor. Gezien de hoger
oplopende kosten achtte het bestuur het in mei 1912 ‘zoo niet
noodzakelijk, toch zeer gewenscht’ de jaarlijkse contributie met fl
0,50 te verhogen tot fl 1,50. Met 26 tegen 6 stemmen gingen de
aanwezige leden akkoord met deze toch wel forse verhoging.

Wat was in die tijd eigenlijk een daalder waard?
In plaats van lid te worden van OHvZ kon je er in 1912 ook veel ander
gezelligs of nuttigs mee doen: drie keer naar de schouwburg
(goedkoopste plaatsen), vijf keer naar een stomme film (duurste
rang), vier keer met de trein van Haarlem naar Zandvoort en terug (2e
klasse) of je voor drie maanden abonneren op de Oprechte Haarlemsche
Courant.

De
vondst van Versfelt

In de oudste archiefstukken wordt helaas nergens
vermeld hoe de vereniging aan haar originele, speelse naam is
gekomen. Pas in 1961, bij het vijftigjarig bestaan, zou daarover iets
zwart op wit worden geopenbaard. In het toen verschenen
jubileumboekje onthult John Robbers in een voetnoot bij zijn artikel
over de kinderjaren van OHvZ dat de naam ‘werd aangenomen op
voorstel van Wim Versfelt’, een van de oprichters. Het kan haast
niet anders dan dat Versfelt die vondst werd ingegeven door het
vermaarde toneelstuk Op hoop van zegen van Herman Heijermans, dat
sinds 1900 al honderden voorstellingen had beleefd met Esther de
Boer-van Rijk in de rol van vissersvrouw Kniertje. Op Hoop van
Zegels: een aansprekender naam kan een filatelistenvereniging niet
sieren en alleen al daarom verdient ze het de honderd jaar te halen.

Ook over het eerste jaar van OHvZ is in het
archief weinig terug te vinden. Voor dat stukje geschiedschrijving
moeten we het dan ook hebben van latere notities, mondelinge
overlevering en enkele artikelen, zoals dat van John Robbers in
genoemd jubileumboekje. Robbers was medeoprichter en als
bibliothecaris tevens bestuurslid. Later was hij jarenlang voorzitter
(1927- 1939), waarna hij wegens bijzondere verdiensten werd
onderscheiden met het erelidmaatschap.

Postzegelkunde

Over ereleden gesproken: de vereniging bestond nog
nauwelijks anderhalf jaar of ze benoemde er al een. Die eer viel in
oktober 1912 te beurt aan mr. H.Ph. Visser ’t Hooft, die het jonge
bestuur terzijde stond bij het opstellen van de statuten. Die moesten
natuurlijk juridisch tot in de puntjes en komma’s in orde zijn. Op
1 november 1912 werden ze bij Koninklijk Besluit goedgekeurd en op 12
december volgde de publicatie in de Staatscourant. Heel fraai staat
het doel van de vereniging beschreven: ‘het bevorderen der
postzegelkunde, alsmede het bevorderen der ruilbetrekkingen tusschen
de leden,’ welk doel zij tracht te bereiken ‘door het verzamelen
van postwaarden voor hare leden gemakkelijk te maken door het
rondzenden van duplicaten bij de leden en het oprichten en in stand
houden van eene boekerij op philatelistisch gebied’. Met
‘duplicaten’ zijn doubletten bedoeld, dus ‘dubbele’
zegelexemplaren.

Hoe het in die beginjaren met de ‘boekerij’
gesteld was, valt niet na te gaan. Het bestuur trok er in de
begrotingen wel steevast een post voor uit, maar die bedragen, rond
de vijf gulden, werden niet altijd ten volle besteed. Meermalen werd
een beroep op de leden gedaan om boeken en andere filatelistische
documentatie af te staan. Uit veel later opgemaakte inventarissen kan
evenwel toch iets worden afgeleid over het boekenbestand tot circa
1920. In die lijsten vinden we complete jaargangen van diverse
binnen- en buitenlandse tijdschriften en ook aardig wat catalogi,
zoals Stanley Gibbons (vanaf 1902), Senf’s Postwertzeicher Katalog
(1901-1915) en Yvert & Tellier (vanaf 1917). Of deze uitgaven
alle meteen voor raadpleging beschikbaar waren, is niet zeker; ze
kunnen ook pas jaren later geschonken zijn. Er bestond toen nog geen
aparte, officiële catalogus van Nederlandse postzegels. Om bij te
blijven, waren verzamelaars voornamelijk aangewezen op tijdschriften.
Voor de OHvZ-leden werd dat het in 1912 opgerichte Philatelistisch
Maandblad, waarmee de vereniging in 1913 een collectief abonnement
aanging.

Select gezelschap

Vanaf 1912 is er aanmerkelijk meer
archiefmateriaal bewaard gebleven, al zijn dat voornamelijk
uitnodigingen voor en verslagjes van bijeenkomsten en, na 1914, ook
jaarrekeningen. Helaas geen jaarverslagen, maar wel regelmatig
bijgewerkte ledenlijsten. Een van de eerste, nog handgeschreven, is
medio 1912 opgemaakt. Omdat bij de namen ook de adressen zijn
vermeld, kan worden vastgesteld dat de oprichters van OHvZ het
predikaat Nederlandsche Philatelistische Vereeniging niet uit ijdele
hoop hadden gekozen. Van de toen 45 leden woonden er 26 in Haarlem, 6
elders in Noord-Holland en de overige 13 daarbuiten, tot in Deventer,
Ginneken en Maastricht toe. Opvallend is het aantal leden (8) in
’s-Gravenhage-Scheveningen; daar was dan ook eind 1911 al een
afdeling van OHvZ gevormd.

Uit de lijst blijkt verder dat er in 1912 zes
dames lid waren. Afgaande op de adressen van de Haarlemse leden zou
je kunnen zeggen dat OHvZ een select gezelschap verzamelaars was,
merendeels wonend in villaparken of anderszins ‘van goeden huize’.
Op de lijst staan verscheidene klinkende, soms dubbele namen, enkele
zelfs met een academische of adellijke titel. Verbazend is dat
eigenlijk niet. Het beeld klopt met dat van de georganiseerde
filatelie elders in het land en in die tijd. Het in vereniging
bedrijven van de postzegelkunde hoefde dan geen dure liefhebberij te
zijn, het was wel een tamelijk ‘elitaire’, in elk geval studieuze
bezigheid, waarvoor je zeker enig kennisniveau (geografie, talen) en
(post)historische interesse moest kunnen in- en opbrengen.

Voorblad van de eerste gedrukte ledenlijst,
maart 1913. De vereniging telde toen ruim zestig leden.

Het ligt voor de hand te veronderstellen dat,
gezien het jeugdig en wervend enthousiasme van de oprichters, OHvZ
aanvankelijk ook een overwegend jong gezelschap was. De deelname aan
het ruilverkeer moet vrij groot zijn geweest, evenals de opkomst op
de clubavonden, waar altijd wel wat te leren en te halen viel. Of te
winnen, want een vast agendapunt was de verloting van enkele recente
zegeluitgiften. De bijeenkomsten vonden in het eerste jaar nog plaats
ten huize van een van de bestuursleden. De groei van de vereniging
maakte het vanaf 1912 al noodzakelijk om voor de vier à vijf
vergaderingen per jaar een zaal te huren, o.a. in het Brongebouw en
café Brinkmann.

Terug in de tijd

Dit alles, en nog veel meer, valt te noteren uit
de oudste stukken van het keurig geordende OHvZ-archief. Je leest ze
– in sierlijk handschrift en deftige, maar klare taal – en dan is het
alsof je zelf even vertoeft bij de verzamelde verzamelaars in het
Haarlem van 1911-1912. Je zou alsnog present willen zijn op de
bijeenkomst van b.v. 16 oktober 1912 in het Brongebouw aan het
Frederikspark, om in te stemmen met het besluit dat het kapitaal van
de vereniging zal worden belegd bij de Nutsspaarbank, tegen 3 % ’s
jaars. Voorlopig is er nog weinig te beleggen. Een stevig batig saldo
zal pas in 1915 worden geboekt: fl 24,73½.

Terug in de tijd, zou je van de aanwezige leden
graag vernemen wat ze zoal verzamelen: alleen zegels van Nederland en
Koloniën, een of meer andere gebieden, specialisatie in stempels en
poststukken misschien? Of toch nog álles van de hele wereld? Daar
was eigenlijk toen al geen bijhouden meer aan. Zeventig jaar na de
invoering van de postzegel was er al een overstelpende hoeveelheid
verschenen in zowat alle landen, (stad)staatjes, koloniën,
dominions, protectoraten, bezette gebieden. De wereldkaart veranderde
en verkleurde nog voortdurend. Probeer dan maar eens overzicht te
houden en je verzameling erop in te richten. Boeiend blijft het
natuurlijk wel. Elke verovering, revolutie of machtswisseling laat
zich algauw aflezen aan nieuwe of aangepaste zegeluitgiften, zoals in
China in 1911, Zuid-Afrika en Portugal in 1910. Het kon zomaar opeens
gebeuren: heb je net de portretserie van Manuel II compleet, wordt
die koning afgezet en moet je de hele serie, nu met de opdruk
‘Republica’, opnieuw bij elkaar zien te krijgen.

Het Brongebouw in het Frederikspark, waar OHvZ
in de beginjaren regelmatig bijeenkomsten hield.

Of neem Kreta. Toen het eiland in 1908 verenigd
werd met Griekenland, kregen de postzegels, nog uit de Turkse tijd,
een opdruk. Zeker een van die zegels blijkt in oktober 1912 zowaar in
Haarlem én in de OHvZ-verloting te zijn terechtgekomen. Secretaris
Westerouen geeft in de aankondiging de Griekse opdruk ….S (Hellas)
keurig weer, zoals een gymnasiast betaamt. In de hoop op die zegel
zou je graag hebben meegeloot, of anders de gelukkige winnaar willen
zijn geworden van de postfrisse Surinaamse hulpuitgifte 1912 of de
jubileumserie 1911 van het toen vijftig jaar verenigde koninkrijk
Italië.

Enfin, al die postzegels zijn en blijven er nog
wel, nu als kleurige stukjes herinnering aan vervlogen tijden en aan
intussen allang verdwenen koloniale, tsaren-, keizer- en
koninkrijken. Voor even terug in de goede oude tijd, in het
Brongebouw van ex-kuuroord Haarlem, zou je ten afscheid de oprichters
van OHvZ willen verzekeren: ‘Jullie vereniging wacht een schone,
zegelrijke toekomst. Over honderd jaar zal ze nog bestaan!’ Zouden
ze dat geloofd hebben?

Bronnen:

– OHvZ-archief, 1911-1915.

– Oprechte Haarlemsche Courant.

– J. Robbers, ‘De kinderjaren van Op Hoop van
Zegels’, Jubileumjaarboek 1911-1961, p. 23-25.

– A. Boerma, ‘Geschiedenis van zeventig jaar Op
Hoop van Zegels’, Jubileumjaarboek 1981, p. 11-14.

– Diverse filatelistische en historische
naslagwerken, o.a. Deugd boven geweld; een Haarlemse geschiedenis
(1995).

Opmerking van de webredactie:

OHvZ bestaat nu wel honderd
jaar, maar heel oud is dat in het wereldje van de georganiseerde
filatelie toch niet. Elders in ons land waren al veel eerder
verzamelaarsclubs opgericht. De eerste was de Nederlandsche
Vereeniging van Postzegelverzamelaars in Amsterdam (1884), waarbij
zich ook andere lokale groeperingen aansloten. Vóór 1900 hadden
o.a. Breda, Arnhem, Den Haag, Utrecht en Rotterdam een zelfstandige
filatelieclub. Al spoedig werden er tentoonstellingen georganiseerd
en verschenen er filatelistische bladen, zoals het Nederlandsch
Tijdschrift voor Postzegelkunde (vanaf 1884) en Het Postzegelblad
(1897). In 1908 kwam een landelijke overkoepeling tot stand met de
oprichting van de Nederlandsche Bond van Vereenigingen van
Postzegelverzamelaars. OHvZ sloot zich in 1918 daarbij aan.

P 63: Voorzitters, Ereleden, Ere-spelden en Leden van Verdienste

Voorzitters

W.J.B. Versfelt 1 maart 1911 – 24 mei 1911

J.C. Lieftinck 24 mei 1911 – 30 maart 1921

F.M. Westrouen van Meeteren 30 maart 1921 – 31 maart 1925

W. van der Berg 31 maart 1925 – 25 maart 1927

J. Robbers 25 maart 1927 – 20 december 1939

C.F. Frupp 20 december 1939 – 29 maart 1941

P. de Jong 29 maart 1941 – 1 maart 1971

D.J. Muller 1 maart 1971 – 16 september 1973

N.P. Schepers 18 december 1973 – 24 maart 1985

J.C. Repko 21 mei 1985 – 14 november 1990

D. van Tol 14 november 1990 – 15 november 1994

J.M. van Putten 15 november 1994 – 14 november 1995

J. Pelser 14 november 1995 – 21 november 2000

L.A.M. Turkenburg 21 november 2000 – 15 december
2009

A. Bultman 15 december 2009 – 19 december 2018

Ereleden

M.Ph. Visser ’t Hooff 1912

J. Robbers 1940

J.P. Traanberg 1943

P. Engelenberg 1952

J. de Graaf 1958

W.H.E. Nieuwenhuis 1964

P.L. Fabriek 1970

P. de Jong 1971

M.W. van der Koog 1972

J.B. Broodman 1980

F. de Vries 1989

J.C. Repko 1990

Mevr. F. Broodman-De Bruin 1998

Leden
van Verdienste

P. Brouwer 1979

P. Koomen 1979

J.M. van Putten 1979

J.F. Sonnemans 1979

J. Vring 1979

H.H. Höcker 1980

N.J. Mense 1980

Mevr. C.M. Boerma-Stoelinga 1981

D.F. de Geus 1991

M.A. Hagenaars 1991

G. Cramer 1992

J. van de Mooren 1992

P. Paul 1994

D. van Tol 1994

F.T. Jacobs 1998

Erespelden
KNBF

In goud: J.M. van Putten

In zilver: D.F. de Geus en M.A. Hagenaars

versie 28-10-2018