Haarlem in de filatelie


Haarlem in de filatelie











Bij het 100-jarig bestaan van de Haarlemse
Filatelistische Vereniging “Op Hoop van Zegels” werd een
jubileumboekje uitgegeven (zie de rubriek ‘postzegels verzamelen’).
Daar stond ook een hoofdstuk in met informatie over de manier
waarop Haarlem tot dan toe was weergegeven op postzegels.

PP 45-50: Haarlem in de filatelie

C.H.R.T. Weevers

Haarlem en de postzegel zijn onlosmakelijk met
elkaar verbonden. Sinds 1866 zijn heel veel zegels gedrukt in Haarlem
bij de firma Johan Enschedé. Buiten dat zijn er ook de nodige zegels
intussen verschenen die aan Haarlem gerelateerd zijn.

De zegels die in dit artikel getoond worden zijn
genummerd volgens de NVPH catalogus
en voor Suriname wordt de Zonnebloemnummering aangehouden. We hebben
in dit overzicht de z.g. Stadspost, die in de jaren tachtig furore
maakten met hun zegels buiten dit overzicht gelaten. Hier is een
speciale catalogus over verschenen.

Aan het eind van het overzicht worden ook nog
enige voorbeelden gegeven van de z.g. persoonlijke postzegel en
Haarlem. Het is moeilijk na te gaan hoeveel van dit soort zegels er
al zijn, men komt ze vaak bij toeval tegen. Veel instellingen en
bedrijven hebben deze vorm van “reclame” intussen ook ontdekt en
maken er dankbaar gebruik van.

Haarlem is sinds 1840 de hoofdstad van de
provincie Noord- Holland. Op zegel 201 zien wij het wapen van de
provincie afgebeeld. Het wapen is sinds 1907 officieel verleend. Het
heraldisch rechterdeel is van oorsprong het wapen van de graven van
Holland, ook nu nog in gebruik bij de provincie Zuid-Holland. Het
heraldische linkerdeel is het wapen van West-Friesland. Dit is
afgeleid van het wapen van Friesland.

De vlag van Noord-Holland officieel goedgekeurd
door de Hoge Raad van Adel in 1958. De kleurstelling is ook terug te
vinden in het provinciewapen. Net als de overige provincies heeft ook
Noord-Holland een officieel volkslied sinds 2000. Met als titel “Ik
houd van het groen in je wei”. Het zal bij veel Noord-Hollanders
onbekend zijn want het wordt zelden uitgevoerd.

(2067)

Begin 2010 verscheen in de reeks “Mooi
Nederland” het blokje over Haarlem (2695). Hierbij de toelichting
bij het blokje door TNT.

Een stuwwal, een oude noord-zuidweg en de
rivier het Spaarne. Samen vormen ze de omgeving waarin een kleine
agrarische nederzetting, die voor het eerst wordt genoemd tussen 900
en 950, uitgroeit tot een van de grootste steden van Holland. De
graven van Holland hadden er een versterkt huis, op de plek waar nu
het stadhuis staat aan de Grote Markt. De ligging aan het Spaarne en
de oude weg bevorderden de groei van de stad. Belangrijke bronnen
voor deze groei en voorspoed waren de brouwerijen – in de
vijftiende eeuw waren er 120 in de stad –, de scheepsbouw en de
lakennijverheid. De rijkdom stelde de stad vanaf de late middeleeuwen
in staat zich te verfraaien met vele nieuwe gebouwen, zoals de
Vleeshal en de Waag.

De beroemdste inwoner van Haarlem is
waarschijnlijk Laurens Jans-zoon Coster, die genoemd wordt als
uitvinder van de boekdrukkunst in Nederland. Haarlem was in de
zestiende en zeventiende eeuw ook een schildersstad. Beroemdste van
hen is Frans Hals, van oorsprong een Vlaming, die vrijwel zijn hele
leven in de stad woonde en werkte. Verder staat Haarlem bekend als
bloemenstad, door de ligging aan de geestgronden, die heel geschikt
zijn voor de bollenteelt.

Naast dit overzichtsblok is er maar een zegel die
in detail een Haarlems gebouw laat zien, het Stadhuis (1158), naar
een tekening van Anton Pieck. Oorspronkelijk is dit gebouw gesticht
als een van de vele woningen van de Graaf van Holland en sinds de
zestiende eeuw is het in gebruik als Stadhuis.

Haarlem is eeuwenlang bedreigd geweest door het
oprukkende water van de Haarlemmer Meer. Pas in de tweede helft van
de negentiende eeuw kwam hier door de droogmaking tot polder
verandering in. Het nog bestaande stoomgemaal Cruquius uit 1849,
thans museum, heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd.
(2106)


De negentiende eeuw was ook het tijdperk van de
spoorwegen. Haarlem werd in 1839 het voorlopige eindpunt van de
eerste spoorlijn in ons land, die begon in Amsterdam. Eerst in 1843
werd de lijn doorgetrokken richting Leiden, Den Haag en Rotterdam. De
eerste stoomlocomotief in Nederland was de uit Engeland afkomstige
“Arend”. (325)

Haarlem is sinds de zeventiende eeuw toonaangevend
geweest in de bollen cultuur. Men kende net buiten de stadsmuren vele
tuinen waar deze bollen geteeld werden. Deze cultuur heeft zich
weten te handhaven tot het begin van de twintigste eeuw. Door de zich
steeds verder uitbreidende stad verdwenen de bollenvelden veelal naar
het zuiden zoals Heemstede en Lisse. Toch wordt Haarlem nog steeds de
bloemenstad genoemd en kan men er jaarlijks, eind april, het
bloemencorso bewonderen. (585, 602, 604, 738, 1025, 1518)


Ook niet-Haarlemmers kennen de Haarlemmerhout,
vroeger stadsbos en sinds de negentiende eeuw een stadspark. Al in de
zeventiende eeuw gingen de Haarlemmers zich hier verpozen. In de
negentiende eeuw heeft hier het standbeeld gestaan van wie men de
toenmalige uitvinder van de boekdrukkunst vond, de stadgenoot Laurens
Janszoon Coster. Later, in de negentiende eeuw, bleek dit alleen een
mooi verhaal en werd deze uitvinding algemeen toegeschreven aan de
Duitser Johannes Gutenberg uit Mainz. De sokkel van dit standbeeld
van Coster ziet men nog op deze zegel. (1814)

Ook is de Hout, zoals de Haarlemmers zelf zeggen,
beroemd geworden in de Nederlandse literatuur door Nicolaas Beets
(1814-1903), predikant en dichter die onder het pseudoniem Hildebrand
bekend is geworden door het boek ‘Camera Obscura’, dat
oorspronkelijk in 1839 verscheen, maar dat eerst in 1851 voltooid
werd. Het geeft een beeld van het leven in de eerste helft van de
negentiende eeuw in een groot aantal verhalen. Een van de bekendste
is “Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout”. (321)


Haarlem heeft ook de nodige bekende Nederlanders
als inwoner gehad. Zoals Johan Huizinga, de historicus, die een
aantal jaren in Haarlem docent was en een artikel over het ontstaan
van Haarlem schreef. Door nieuwe inzichten en onderzoek is dit
inmiddels achterhaald. (644)

Haarlem is ook een stad van schilders geweest
sinds de zestiende eeuw. Het hoogtepunt lag in de Gouden Eeuw. Veel
schilders hadden toen hier een atelier, zoals Frans Hals die bekend
was door z’n schuttersstukken (770). Hiervan is er nog een aantal
terug te zien in het Frans Hals Museum. Verder is hij ook bekend
vanwege zijn portretten (300-304).


Haarlem kende ook een van de weinige vrouwelijke
schilders uit de Gouden Eeuw, Judith Leyster (1609-1660). (1828) Van
haar zijn maar weinig werken bekend. Zij is vermoedelijk leerlinge
geweest bij Frans Hals. Ze handelde ook in kunst en was getrouwd met
de schilder Jan Miense Molenaar.

Een van de bekendste schilderijen uit de
zeventiende eeuw is “Het gezicht op Haarlem” van de Haarlemse
schilder Jacob Isaacksz. van Ruisdael (ca. 1628-1682). Hij staat
bekend als landschapsschilder. (1833)

Schilderijen op postzegels is ook een geliefd
verzamelthema; dat hadden postadministraties algauw in de gaten. Zo
zijn er over de hele wereld flink wat zegels van o.a. Frans Hals
verschenen.

Doordat er een markt was voor de vele schilders,
waren er ook al vroeg verzamelaars. Dat heeft er ondermeer toe geleid
dat Haarlem thans nog het oudste nog bestaande openbare museum van
Nederland kent.

Dat is het Teylers Museum aan het Spaarne, voor
het publiek geopend in 1784. Ontstaan uit een privé collectie van de
fabrikant Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778). Als
achttiende-eeuwse liefhebber van kunst en wetenschap verzamelde hij
naast fossielen, tekeningen, en schilderijen ook wetenschappelijke
instrumenten. Het museum heeft sinds de start de collecties ook
steeds uit kunnen breiden. Zo heeft men ook hier een unieke
verzameling tekeningen van Rafaël, de Italiaanse schilder uit de
vijftiende eeuw. Een aantal van deze tekeningen is afgebeeld op de
Paaszegels van Suriname in 1983. (Zonnebloem 342-347)

Een moderne Haarlemse kunstenaar is Joost Swarte,
mede oprichter van de Haarlemse Stripdagen en ook ontwerper van het
theater De Toneelschuur. (1316-1319)

De firma Johan Enschedé werd al eerder genoemd
als postzegeldrukker. Echter, de drukkerij werd al in 1603 gesticht.
Hier drukte men in de zeventiende eeuw ook een van ‘s werelds
oudste nog bestaande kranten, “de Opregte Haarlemsche Courant”,
die heden ten dage voorgezet wordt in het Haarlems Dagblad. Verder is
Enschedé bekend als leverancier van bankbiljetten en andere
bijzonder drukwerk. (2162, 2163) + (Zonnebloem 1206-1209)


Voetbal is een van de belangrijkste sporten in
Nederland. Haarlem mag zich ook wel de bakermat noemen. In 1879
richtte Pim Mulier hier de eerste club op, de Haarlemsche Football
Club (HFC). Deze club bestaat nog steeds en is tegenwoordige de
Koninklijke HFC. (1182)

Daarnaast is er nog de schaatster Yvonne van
Gennip, die in 1988 drie gouden Olympische medailles wist te behalen.
(1517) en (2426)


Haarlem kent ook nog steeds een vestiging van de
Kamer van Koophandel. (1181)

Tenslotte een tweetal voorbeelden van een nieuwe
generatie zegels, de persoonlijke postzegel. Zo is er een van het in
Haarlem gevestigde NZH-Museum met de fameuze “Blauwe tram” die
tot 1957 door Haarlem reed van Amsterdam naar Zandvoort. Daarnaast
heeft ook het Teylers Museum al een drietal zegels uitgebracht,
waarbij hier de laatste is afgebeeld. Deze nieuwe vorm die bekend
staat als de persoonlijke postzegel kan in de toekomst voor Haarlem
nog interessante zegels opleveren.


Tot slot de drie zegels die worden uitgebracht ter
gelegenheid van het honderd jarig bestaan van onze vereniging. Het
thema, “Een eeuw filatelie aan het Spaarne”, keert terug op de
zegels. Het Teylers Museum, de Gravestenenbrug en Molen De Adriaan
zijn allen gelegen aan het Spaarne.


versie 29-10-2018