Haarlem en de post, deel 1

Haarlem en de post, deel 1

Bij het 100 jarig bestaan van de HaarlemseFilatelistische Vereniging “Op Hoop van Zegels” werd eenjubileumboekje uitgegeven (zie de rubriek ‘postzegels verzamelen’). Daar stond ook een hoofdstuk in met informatie over de eo-filatelie (p. 25- 27).

Het tweede deel, over de postorganisatie in dena de eo-filatelistische periode, kan worden gevonden bij de rubriek ‘postorganisatie’.

Een korte geschiedenis

C.H.R.T. Weevers

Er zijn maar weinig bedrijven die in de afgelopeneeuw zo veranderd zijn als het Postbedrijf, in 1911 nog bekend onderde naam Posterijen, als onderdeel van de PTT. Door de enorme vluchtdie de communicatie gemaakt heeft, vooral de laatste vijftien jaar,dreigt het begrip post met al haar termen bijna uit het spraakgebruikte verdwijnen. Immers in 2012 zijn de Postkantoren geschiedenisgeworden en ook de traditionele Postbesteller verdwijnt. De Postzegelhoudt het ondanks dat nog vol, echter ook mede dankzij de filatelist.

Terug naar het begin, zoals bij zoveel zaken ishet startpunt van de post in Haarlem ergens lang geleden in deMiddeleeuwen. Het huidige systeem moest nog worden uitgevonden en hetversturen van post beperkte zich tot vorsten, steden en de kerk.Immers lezen en schrijven was toen nog geen algemene kennis en wasbeperkt tot de elite.

Via deze lijnen van vorst en regering ontstondendan ook de eerste postverbindingen. Wat Haarlem aangaat blijkt uit dearchiefstukken dat er in 1426 sprake is van een gemeentelijke bodedie namens de stadsregering naar Gent gaat. Het begin is echterfragmentarisch. Zo is er in 1499 sprake dat de stad reeds 3stedelijke bodes heeft, dit blijkt uit de stedelijke rekeningen. Dezemensen waren in dienst van de stad, een soort ambtenaren en droegenonderweg kleding met het stedelijk wapen. Dit verhoogde deherkenbaarheid. Zo laten de rekeningen ook zien dat in 1550 de bodenaar Brussel ging, waar de landsregering toen zetelde en daarvoor 6dagen onderweg was.

De eerste bode die niet anoniem meer is, isJenning de Sanger. Hij krijgt in 1574 vergunning als bode op Douay,het huidige Douai in Noord- Frankrijk. Tegen het einde van dezestiende eeuw en het begin van de nieuwe eeuw waren er al een grootaantal bodes, groepen met hun eigen richting. Zo waren er in 1591 zesbodes die regelmatig richting Zeeland liepen en uit gegevens uit 1595blijkt dat er in de Amsterdam ook vijf bodes actief zijn.

Het stadsbestuur vaardigde regels uit waar debodes zich aan dienden te houden, de z.g. instructie. In dezeinstructie werd uitvoerig vastgelegd wat wel en niet mocht, bij hetniet nakomen er van en bij klachten konden ook straffen en sanctiesworden opgelegd. Het was al vroeg een vertrouwelijke functie. In dezeventiende eeuw konden ook particulieren van deze diensten gebruikgaan maken. Zeker door de komst van de trekschuit nam het aantalmogelijkheden sterk toe. Naast de stedelijke boden ontstond er eenvorm van postverkeer die door z.g. Postmeesters georganiseerd werden.Een van de eerste Haarlemse Postmeesters die we in de archiefstukkentegen komen was Cornelis van Akersloot. Opmerkelijk is dat tijdens deTachtigjarige Oorlog er veel contacten bleven met de z.g. ZuidelijkeNederlanden, waarschijnlijk is de komst van komst van veel Vlamingennaar Haarlem daar debet aan geweest. Zo ontstonden er ookinternationale verbindingen en werden er ook grens overschrijdendeafspraken gemaakt. In Haarlem deed men veel zaken via het AntwerpsePostcomptoir. Deze Post had weer verder contacten in Europa met dePost van Thurn & Taxis, de bekende Duitse Postfamilie.

Het stadsbestuur probeerde aan het eind van dezeventiende eeuw meer grip te krijgen op de post met de oprichtingvan de “Generale Posterije”. Men kon natuurlijk niet direct dezemensen terzijde schuiven en men wilde een aantal van de genoemdemensen uitkopen en opnieuw dan weer aanstellen. In 1700 stelde menuiteindelijk drie postmeesters aan. Intussen kende men zescomptoiren. Samen geven ze een aardig beeld hoe ver men vanuitHaarlem contacten had.

1. Het comptoir van Jan Veer en wijlen CornelisAkersloot, postmeesters op Frankrijk, Engeland, Spanje en Brabant inde Jacobijnestraat.

2. Het comptoir van Jacob Ram in de Franckestraat,bode van Oosterse brieven, alsmede bode op Hamburg, Amersfoort,Zwolle, Bremen, Denemarken, Duitsland, Zweden, Keulen en Rijnberk.

3. Het comptoir van de weduwe van Adriaan Hessinghin de Zijlstraat, bode op Zeeland, Middelburg, Vlissingen, Veere,Leiden, Utrecht, Gouda en omliggende plaatsen, geheel Friesland enGroningen.

4. Het comptoir van Adriaan Cool in de GroteHoutstraat, bode op Dordrecht, Delft, Rotterdam, Gorinchem,Schoonhoven, Schiedam, Brielle, Maassluis, Heusden, Zaltbommel, Tiel’s-Hertogenbosch, Breda, Geertruidenberg, de Langstraat, Bergen opZoom, Maastricht, Luik, Aken, Namen, Eindhoven, de Meijerij, Arnhem,Nijmegen en geheel Gelderland, het land van Kleef en van Gulik, degraafschap Meurs, Keulen, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen en geheelNoord-Holland en West-Friesland.

5. Het comptoir van Jan van Wijck in de GroteHoutstraat, bode op Amsterdam.

6. Het comptoir van Engel Cornelisz. Moyduyve inhet Herenlogement en aan het Verwulft. Er wordt hier niet vermeldwelke plaatsen men bediende.

In de loop van de zeventiende eeuw bleek dat defunctie van Postmeester er een was met aanzien en ook een goede bronvan inkomsten was. Hierdoor werd deze functie vaak uitgeoefend doorregenten of familieleden. Voor de uitvoering werden dan menseningehuurd tegen een beperkt salaris, onderaanneming dus. In de loopvan de achttiende eeuw leidde dit tot misstanden en kwamen erplaatselijk wel eens relletjes voor.

In 1752 leidde dit tot de oprichting van de z.g.Statenpost in Holland en West-Friesland. De Staten van Hollandprobeerden zo meer grip te krijgen op deze wijze van communicatie.Ook is er vanaf die tijd sprake van Postkantoren, in Haarlem in 1754op de Oude Groenmarkt tegenover de Bavo.

Tot de komst van de Bataafse Republiek in 1798veranderde er weinig, toen werd de Post een nationale taak. Echterveel verandering kwam er nog niet direct. Onder het bewind van koningLodewijk-Napoleon werd in 1809 de paardenposterij gesticht, eensnellere verbinding voor de post. In feite een soort expresse dienst.Deze vorm van dienstverlening heeft het volgehouden tot de ongeveer1855. De opkomst van de spoorwegen hadden deze vorm vandienstverlening overbodig gemaakt. Sinds 1860 is er sprake vangeregeld postvervoer via het spoor.

Zie voor het tweede deel van dit hoofdstuk derubriek ‘postorganisatie’.

Bronnen:

– Een speciaal woord van dank voor de heer drs.J.J. Havelaar van het Museum voor Communicatie te Den Haag voor demedewerking en gastvrijheid bij het tot stand komen van dit artikel.

– Documentatie over Haarlem aanwezig in decollectie van het Museum voor Communicatie in Den Haag.

– J.J. van der Goes – De geschiedenis van dePosterijen in Haarlem. In: Jaarboek Haerlem 1986, blz. 65-80.

– W. Kroon – Geschiedkundig overzicht van hetHaarlemse Postwezen, Den Haag, Hoofdbestuur der Posterijen,Telegrafie en Telefonie, 1949.

versie 28-10-2018