POSTSTEMPELS HAARLEM DEEL 4: BESTELLERSSTEMPELS
Samenstelling: David Haug en Ton Dietz, met medewerking van Cees Jansen (Nederlandse Academie voor Filatelie). En met inbreng van OHvZ leden Reinoud Bruntink, Dik de Geus, Jan Groenendijk, Dick Kerkvliet, Ben Mannesse en Ronald Notenboom. Bovendien zijn illustraties van diverse websites op het internet gebruikt, met name Delcampe en EBay. Ook werden illustraties gehaald uit de rondzending poststukken van OHvZ (o.l.v. Dik de Geus). Eveneens veel dank aan de families Van den Bergh en Swellengrebel.
Inleiding
Tussen 1857 en 1933 gebruikten de Posterijen zogenaamde bestellersstempels. Elke postbode had een herkenbaar individueel stempel (met een eigen nummer) en aanduidingen voor het tijdstip van de dag waarop de post was afgeleverd (letters, van A t/m G; hoewel het zeker niet zo was dat er altijd en overal zeven bestellingen per dag waren). Op veel poststukken die in Haarlem werden bezorgd is er dus zo’n bestellersstempel aangebracht. Er zijn twee periodes te onderscheiden: de zogenaamde voorlopers (van 1857 t/m 1873: alleen maar cijfers) en de samengestelde bestellersstempels vanaf 1873. Daarvan zijn er in Haarlem in totaal 220 geweest, waarvan de latere lastig te vinden zijn op poststukken. Naast de bestellersstempels van de postbodes waren er ook bestellersstempels voor postbussen (1 t/m 10) en voor hoofdbestellers, die met name moesten nagaan wat er met retourkomende of niet te bezorgen post moest gaan gebeuren.
Bestellersstempels in Haarlem, voorlopers
Korteweg (1957, p. 206) vermeldt dat het postkantoor in Haarlem al vanaf 1857 zogenaamde bestellers- en bestellingsstempels gebruikte en hij geeft daarvan de volgende illustraties:
Dit werd vanaf 1867 gevolgd door officieel verstrekte modellen met een letter (voor de bestelronde) en een cijfer (voor de besteller).
Volgens de Posthistorische Studie 33 ‘Een bijzonder stempel met letters en cijfers’, Bestellersstempels in Nederland door Michael Brekelmans (Uitgave van de Nederlandse Vereniging van Poststukken- en Poststempelverzamelaars) werden op 29 april 1859 de eerste bestellersstempels H.5 tot en met H.10 door de firma P. Mansvelt & Zoon aangeleverd op het postkantoor van Haarlem. Waarom de stempels H.1 t/m H.4 ontbreken is onduidelijk. De letter H staat waarschijnlijk voor Haarlem. Afdrukken op brieven zijn onbekend. In plaats daarvan werden er in Haarlem in 1859 – 1860 stempels in gebruik genomen met een cijfer in een cirkel, nr. 1 t/m 6. Deze werden echter al snel vervangen door losstaande cijfers in diverse formaten, in 1860 – 1862 twee typen klein-formaat nummers 1 t/m 6.
Bron: Po & Po
Volgens: Nederlandse Academie voor Filatelie
Bestellerstempels werden voor het eerst toegepast vanaf 1855 als controlemiddel bij de bestelling van correspondentie. Het postkantoor Amsterdam was het eerste kantoor waar de bestellers dit controlestempel moesten afdrukken op de achterkant van de te bestellen brieven. De afdruk moest met zwarte inkt worden aangebracht. Achterliggende gedachte was, dat bij klachten over de bestelling van een poststuk soms gepaard gaande met een financiële claim, de betreffende postbesteller die het poststuk had besteld, gemakkelijk kon worden aangewezen en ter verantwoording geroepen. Het stempel bestond uit een cijfer of getal, zonder omranding. Enkele jaren later werden de cijfers en getallen in de nieuwe stempels voorzien van een cirkelvormige omranding. Het postkantoor Haarlem nam in 1859 bestellerstempels in gebruik waarbij het cijfer of getal voorafgegaan werd door de hoofdletter H. In de periode van 1861 tot eind 1867 werden op het postkantoor te ’s-Gravenhage bestellerstempels gebruikt met een ovalen omranding”.
Illustratie:
Bron: Delcampe: “Haarlem 1861 – Bestellerstempel 2” (in zwart). En Vellinga stempeltype 42; Haarlem 17 september 1861.
In het handboek PEP2 (PEP2 is het handboek en catalogus Postmerken & Postinrichtingen in Nederland tot 1871, deel 2. Uitgave van de Nederlandse Vereniging van Poststukken- en Poststempelverzamelaars, pagina 56-66) staat dat in de periode 1860-1862 twee typen klein-formaat bestelling- nummers 1 t/m 6 met een hoogte van 9 mm in Haarlem in gebruik zijn genomen. In de periode maart – juli 1868 is een nieuwe reeks klein-formaat bestellerstempels 1 t/m 7 gebruikt, met een hoogte van 7 mm. De groot formaat cijfers 1 t/m 8 tussen 1868 – 1873 hadden een hoogte van 14 mm. (Informatie David Haug).
Bron: Delcampe. Voor- en achterzijde brief van Leiden (gebroken cirkel 1861) naar Haarlem (aankomststempel 6.3.1861. Met zwart bestellersstempel 2 klein.
Bron: eBay. Bestellersstempel 2 voorganger. Brief van Hillegom (langstempel) naar Haarlem, aankomst 12.6.1861.
Van juni 1862 tot maart 1868 zijn van Haarlem geen bestelling- of bestellerstempels bekend. Vanaf maart 1868 weer wel.
Verzameling David Haug, Achterzijde brief bestellersstempel klein-formaat 2 (aug 1868), Voorzijde brief van Luik (Liège, 6 AUG 1868) naar Haarlem (aankomst 7aug 1868).
Bron: PostHistorie: “Haarlem 1868 – Bestellerstempel 2” (in rood). En Vellinga stempeltype 42 Haarlem 23 april 1868”.
In 1868 – 1873 werd het klein-formaat cijfer vervangen door grotere cijfers nr. 1 t/m 8, terwijl ook cijfers in een cirkel in gebruik waren. Deze werden in de regel op de achterzijde van de brieven gestempeld, maar bij briefkaarten op de voorzijde, hoewel deze ook op de achterzijde voorkomen.
Bron: PostHistorie: “Haarlem 1868 – Bestellerstempel 1”. En Vellinga stempeltype 50, 25 augustus 1869.
Verzameling David Haug,. Achterzijde envelop stempel groot cijfer 2 (dec 1871). Voorzijde envelop enkelfrankering puntstempel op NVPH 7 van Utrecht (met verzendstempel 30 DEC 1871) naar Haarlem (aankomststempel 31 DEC 1871).
Verzameling David Haug, voorzijde briefkaart groot-formaat bestellerstempel 3 (4 nov 1872), verstuurd binnen Haarlem. Briefkaarttarief 2 ½ c
Verzameling David Haug. Achterzijde envelop klein-formaat 4 in rood hoogte 7 mm (15 aug 1868).
Bron: PostHistorie. Bestellersstempel 5 (in zwart). En Vellinga stempeltype 42 Haarlem, onduidelijke data.
Bron: PostHistorie: “Haarlem 1869 – Bestellerstempel 5”(in zwart), En Vellinga stempeltype 50, Haarlem 18 augustus 1869.
Verzameling Dick Kerkvliet. Brief van Heemstede (langstempel) naar Haarlem (tweeletterstempel 3 DEC 1872) met bestellersstempel voorloper 5. Gefrankeerd met NVPH 19 en ontwaard met puntstempel 46.
Voorloper Bestellersstempel grote 5. Van Ben Mannesse, mei 2019: briefkaart van Denekamp (met langstempel en vertrekstempel Oldenzaal) naar Haarlem (aankomststempel 4 SEP 1871).
Verzameling Reinoud Bruntink. Briefkaart van Maartensdyk (langstempel) met vertrekstempel Hilversum 26 MRT 1872 naar de Heeren Krelage, bloemisten te Haarlem, met aankomststempel Haarlem 27 MRT 1872 en groot bestellersstempel 5.
Verzameling Reinoud Bruntink. Briefkaart van Muntendam (langstempel) met treinstempel Harl.-Winschoten 18 AUG 1872 naar Haarlem, met aankomststempel op dezelfde dag. Gefrankeerd met briefkaarttarief 2 ½ c. Geadresseerd aan de Heeren Krelage, Bloemisten te Haarlem. Op achterzijde groot bestellersstempel 5.
Verzameling David Haug. Achterzijde briefkaart stempel groot cijfer 6 (apr 1871). Voorzijde briefkaart naar Haarlem met takje-stempel EXP: MOERDIJK en op achterzijde bestellerstempel groot cijfer 6 (27 apr 1871). Briefkaarttarief 2 ½ c.
Bron: PostHistorie: “Haarlem 1868 – Bestellerstempel 7”(in rood). En Vellinga stempeltype 42 Haarlem, 16 november 1868.
Verzameling David Haug, Achterzijde brief stempel groot cijfer 7 (nov 1868), Voorzijde brief (nov 1868).
Uit: de inleiding van Posthistorische Studie nr. 33, Michael Brekelmans, ‘Een bijzonder stempel met letters en cijfers’. Bestellersstempels in Nederland (Po & Po):
“Tussen 1867 en 1930 werd een groot deel van de in Nederland te bestellen post voorzien van een bestellersstempel, dat het volgnummer van de bestelling en het nummer van de besteller aanduidde. Het aantal postbestellingen lag in de 2e helft van de 19e eeuw ongekend hoog. Vijf bestellingen per dag was in de meeste steden eerder regel dan uitzondering. Het aantal bestellingen was vooral gebaseerd op de aankomsttijden van de treinen en andere transportmiddelen die voor het postvervoer zorgden. Veranderingen in de aankomsttijd van de treinen, bijvoorbeeld bij afwisseling van de zomer- en winterdienstregeling, leidden dan ook geregeld tot een wijziging in de aanvangstijden en zelfs van het aantal bestellingen. Van enige landelijke uniformering was nog lang geen sprake.
Toch waren er regelmatig klachten over een niet tijdige bestelling. Zelfs een vertraging van een of twee uur kon al reden zijn voor ingezonden brieven in de kranten. Een controlemiddel op een tijdige bestelling lag dan ook voor de hand. Vanaf 1853 kwamen achtereenvolgens in Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, ’s-Gravenhage en diverse andere plaatsen nummerstempels in gebruik om te kunnen achterhalen welke besteller verantwoordelijk was geweest voor de tijdige en correcte bestelling van de post. Op het postkantoor ’s-Gravenhage werd in 1859 een stempel in gebruik genomen dat door middel van een letter zowel het volgnummer van de bestelling als het nummer van de besteller weergaf. Dit moest door de besteller op elke te bestellen brief worden geplaatst en op het plaatsen hiervan werd door een hoofdbesteller nauwkeurig toegezien.
Dit systeem was dermate succesvol dat door de minister van Financiën in 1867 besloten werd dit voor alle grote postkantoren in gebruik te nemen. De postkantoren Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht kregen elk een eigen model stempel, die in de daaropvolgende jaren in steeds meer plaatsen in gebruik werden genomen. Het gebruik van de stempels werd in postale circulaires vastgelegd en het publiek werd op de hoogte gebracht van de werking van deze stempels, zodat het kon controleren of de post inderdaad op tijd was besteld.
Omdat het grootste deel van de post nog ongefrankeerd werd verzonden en het port contant aan de deur moest worden afgerekend, moesten de brieven door de besteller persoonlijk aan de geadresseerde worden overhandigd. De besteller kende daardoor het grootste deel van zijn clientèle. De combinatie van economische groei, bevolkingsgroei in de steden en stadsuitbreidingen in de tweede helft van de negentiende eeuw leidde tot een aanzienlijke groei van het postverkeer. Dit leidde weer tot een continue toename van het aantal bestellers en hoofdbestellers en wijzigingen in de schema’s van de bestellingen. Het aantal brieven dat niet in één keer kon worden besteld nam aanzienlijk toe.
Niet alleen omdat mensen niet thuis waren, maar ook door de veelal gebrekkige adressering, waarbij werd volstaan met een naam en woonplaats van de geadresseerde. Dit leidde in het laatste kwart van de 19e eeuw tot het ingebruiknemen van stempels voor de hoofdbestellers en voor de bestellersorteerders die verantwoordelijk waren voor het uitzoeken van de juiste adressen. Ook door de introductie van postbussen ontstond behoefte aan een nieuw type stempel. Al deze typen stempels hadden als doel controleerbaar te maken welke besteller, sorteerder of hoofdbesteller verantwoordelijk was geweest voor de juiste en tijdige behandeling van een poststuk. Bij elke overdracht van een poststuk diende opnieuw een stempel geplaatst te worden. Dat dit in sommige gevallen tot een wildgroei aan stempels op individuele poststukken leidde werd lange tijd door het publiek en de Posterijen voor lief genomen.
In de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog daalde door bezuinigingen bij de Posterijen het aantal dagelijkse bestellingen in een snel tempo. Hierdoor kwam ook een eind aan het gebruik van de bestellersstempels. Hoewel het lijkt alsof de bestellersstempels rond 1930 geruisloos van het toneel verdwenen, blijkt dat allerminst het geval te zijn. Vooral vanuit het bedrijfsleven kwam veel protest tegen deze maatregel. Een aantal stempels bleef op de grotere postkantoren zelfs tot in de jaren zestig nog in gebruik”.
De Haarlemse Bestellersstempels na 1873
In 1867 werd een nieuw model bestellersstempel gemaakt door de Rijksmunt. Op 28 augustus 1873 werd van dit deels ovale stempel met X-benen (ook wel bikkelvormig genoemd), de nummers 1 t/m 9 met de letters A t/m F in gebruik gesteld in Haarlem1. Elke besteller had een eigen stempelnummer. Dit nummer droeg de besteller ook op zijn uniform, later aan de kraag van het uniform. De letters stonden voor de tijd van bestellen (bezorgen van de post).
Aantal bestellers op het hoofdpostkantoor van Haarlem: Eind 1850: 3 / 1860: 7 / 1871: 9 / 1877: 11 / 1900: 38 / 1910: 85 / 1921: 138 / 1928: 128.
Vanaf 1873 gebruikte het postkantoor in Haarlem dus een nieuw type bestellersstempels. Po&Po geeft daarvan het volgende overzicht:
“Het postkantoor Haarlem ontving bestellerstempels in model type IV (rechthoekig met gebogen lijnen). De volgende bestellerstempels (vervolgnummers) werden verstrekt:
Nummers .1 tot en met .9 De bestellerstempels met de nummers .1 tot en met .9 werden verstrekt op 28 augustus 1873. Tevens werden de letterkarakters A tot en met F toegezonden voor zes postbestellingen per dag. Globaal overzicht van de tijden van bestellingen: A, 7:30-9:00. B, 11:45-13:00. C, 14:00-16:00. D, 15:45-17:00. E, 17:30-18:45. F, 19:15-21:00. G, 21:15-22:30. In februari 1879 is de letter G voor het eerst verstrekt bij de stempels 13 t/m 15 in Haarlem”. [maar vanaf 1879 dus ook gebruikt door (een deel van?) de bestellers die de nummers 1 t/m 12 gebruikten, zie de illustratie G 2].
We hebben het afgelopen jaar geprobeerd om zo veel mogelijk bestellersstempels te verzamelen en te fotograferen, maar het is nog lang geen complete verzameling. Wat we tot nu toe hebben verzameld geven we weer in onderstaand overzicht.
Overzicht van de getoonde bestellersstempels vanaf 1873
A-G en X = niet duidelijk of geen letter gegeven. Als er verder geen letter bij staat tussen haakjes is het steeds een bikkelvormig stempel. Soms is daarbij de letter kopstaand gemonteerd (k), of zijwaarts (z), of verkeerd om (v). De niet-bikkelvormige stempels zijn meestal achthoekig, vooral de wat latere nummers. Dat geven we aan met een (a). In een enkel geval gaat het om een ovaal stempel (o) of een rechthoekig stempel (r) of een ‘vreemd’ stempel (vr). De postbusstempels 1 t/m 10 zijn klein en rond met een cijfer er in.
1 ADE 2 3 4 5 6 7ACEF 8 9 10 11 12 XAF 13 14 15 16 ABCE en |
17 XADEF en 17C(a) 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 XADFG |
38 XB en 38B(a) 39 40 41 43 XAC 44 C(a) 45 46 A 47 C en 48 C 49 en 51 X 52 A 53 XACF 54 A 55 A en 56 F 57 AD 58 BCE 59 60 61 62 E, 62C(a) en |
63 AC 66 67 68 69 70 71 72 73 75D 76 77 78 79 81 82 85 86 87 88 90 91 94 E |
95 – 96 97 101 102 103 104 105 106 107 110 111 112 113 114 116 117 118 119 120 125 126 128 129 |
130 B(a) en C(a) 131 132 149 150 155 158 159 160 161 162 163 171 172 173 188 189 t/m 220 – |
Postbussen: 1,2,3,4,5,6,7 en 10. Nrs 8 en 9 nog niet.
Hoofdbestellersstempels: 5 en 8. Rest nog niet gevonden.
In de Spaarnepost van april, mei en juni 2019 heeft David Haug al een voorproefje gepresenteerd van wat we nu online zetten.
Voetnoten:
1 In PEP2 staat dat het achthoekig stempel (K112b) in 1873 aan Haarlem was verstrekt, maar dit komt niet overeen met de afbeelding van de officiële lijst van Haarlemse stempels verstrekt 1866-1918. Hierin staat dat de bestelnummers 1 t/m 100 er uit zien als deels ovaal met X-benen (K112d). PEP2 is het handboek en catalogus Postmerken & Postinrichtingen in Nederland tot 1871, deel 2. Uitgave van de Nederlandse Vereniging van Poststukken- en Poststempelverzamelaars.
Voor het vervolg zie Bestellersstempels, deel b.
versie 06-07-2019